Rituelen en gebruiken
Geboorte: Het ritueel bij de geboorte is dat de moheel na 8 weken de mannelijke baby besnijd. Als dit gebeurt wordt ook de naam van de baby bekent. Bij meisjes vind er een feestelijke ceremonie plaats in een synagoge.
Bar Mitswa: Op 13 jarige leeftijd worden jongens een echte man. Deze ceremonie heet Bar Mitswa. De jongen leest hier voor het eerst in het openbaar uit de Thora voor. Ook mag hij voor het eerst de tefilien gebruiken. Dit is een gebedsriem die tegen het voorhoofd of om de linkerarm wordt gehouden.
Huwelijk: De huwelijksceremonie kan buiten of in de synagoge worden gehouden. Het bruidspaar staat hierbij onder een choepa, een versiert dak dat het nieuwe huis van het echtpaar moet symboliseren. (zie afbeelding hier boven) Tijdens de ceremonie schuift de bruidegom een gouden ring aan de vinger van de bruid en wordt het huwelijkscontract, de Ketoeba, voorgelezen. Hierna spreekt de rabbijn zeven zegenspreuken uit over het huwelijk. Als laatste trapt de bruidegom een wijnglas kapot. Het idee hierachter is de herinnering aan de verwoesting van de tempel in Jeruzalem.
De dood: Als er iemand overleden is moet die binnen 24 uur na het overlijden in gewijde Joodse grond worden begraven. Het lichaam wordt gewassen, ingesmeerd met kruiden en gewikkeld in een wit doodskleed. In de week na het overlijden doen de nabestaanden niks en blijven thuis. Familieleden, vrienden en bekenden zijn verplicht om de nabestaanden te bezoeken, eten te geven en hen bij te staan. In het eerste jaar wordt de overledene iedere dag in de synagoge met een gebed herdacht. Na het eerste sterfjaar wordt de overledene jaarlijks herdacht. Het keppeltje: Joodse mannen houden hun hoofd bedekt om hiermee hun onderworpenheid aan God kenbaar te maken. Hiervoor worden vaak keppeltjes gebruikt. Het talliet: Tijdens het gebed dragen de mannen een mantel of een omslagdoek, als teken om de geboden van God te herdenken en op te volgen. Mezoeza: Op de deurposten, behalve op die van het toilet en de badkamer, staan zegenspreuken. Het doel hiervan is dat degene die de ruimte in gaat of verlaat aan de wetten van God denkt. Eten: De wetten geven aan welk eten wel gegeten mag worden (koosjer) en welk voedsel niet gegeten mag worden (treife ). Koosjer eten zijn bij de landdieren de herkauwers met gespleten hoeven. Vissen moeten vinnen en schubben hebben. Dieren en vogels moeten door een volwassen Joodse man op een rituele wijze worden geslacht. Voor het vlees gegeten mag worden, moet al het bloed eruit te zijn. Ook mag bij maaltijden geen vlees en zuivel tegelijkertijd worden gegeten.
http://www.psychowerk.com/Woordenboek/J/jodendom,%20rituelen.htm
Geboorte: Het ritueel bij de geboorte is dat de moheel na 8 weken de mannelijke baby besnijd. Als dit gebeurt wordt ook de naam van de baby bekent. Bij meisjes vind er een feestelijke ceremonie plaats in een synagoge.
Bar Mitswa: Op 13 jarige leeftijd worden jongens een echte man. Deze ceremonie heet Bar Mitswa. De jongen leest hier voor het eerst in het openbaar uit de Thora voor. Ook mag hij voor het eerst de tefilien gebruiken. Dit is een gebedsriem die tegen het voorhoofd of om de linkerarm wordt gehouden.
Huwelijk: De huwelijksceremonie kan buiten of in de synagoge worden gehouden. Het bruidspaar staat hierbij onder een choepa, een versiert dak dat het nieuwe huis van het echtpaar moet symboliseren. (zie afbeelding hier boven) Tijdens de ceremonie schuift de bruidegom een gouden ring aan de vinger van de bruid en wordt het huwelijkscontract, de Ketoeba, voorgelezen. Hierna spreekt de rabbijn zeven zegenspreuken uit over het huwelijk. Als laatste trapt de bruidegom een wijnglas kapot. Het idee hierachter is de herinnering aan de verwoesting van de tempel in Jeruzalem.
De dood: Als er iemand overleden is moet die binnen 24 uur na het overlijden in gewijde Joodse grond worden begraven. Het lichaam wordt gewassen, ingesmeerd met kruiden en gewikkeld in een wit doodskleed. In de week na het overlijden doen de nabestaanden niks en blijven thuis. Familieleden, vrienden en bekenden zijn verplicht om de nabestaanden te bezoeken, eten te geven en hen bij te staan. In het eerste jaar wordt de overledene iedere dag in de synagoge met een gebed herdacht. Na het eerste sterfjaar wordt de overledene jaarlijks herdacht. Het keppeltje: Joodse mannen houden hun hoofd bedekt om hiermee hun onderworpenheid aan God kenbaar te maken. Hiervoor worden vaak keppeltjes gebruikt. Het talliet: Tijdens het gebed dragen de mannen een mantel of een omslagdoek, als teken om de geboden van God te herdenken en op te volgen. Mezoeza: Op de deurposten, behalve op die van het toilet en de badkamer, staan zegenspreuken. Het doel hiervan is dat degene die de ruimte in gaat of verlaat aan de wetten van God denkt. Eten: De wetten geven aan welk eten wel gegeten mag worden (koosjer) en welk voedsel niet gegeten mag worden (treife ). Koosjer eten zijn bij de landdieren de herkauwers met gespleten hoeven. Vissen moeten vinnen en schubben hebben. Dieren en vogels moeten door een volwassen Joodse man op een rituele wijze worden geslacht. Voor het vlees gegeten mag worden, moet al het bloed eruit te zijn. Ook mag bij maaltijden geen vlees en zuivel tegelijkertijd worden gegeten.
http://www.psychowerk.com/Woordenboek/J/jodendom,%20rituelen.htm